| home | NEDERLANDS | english | espaňol | português | italiano | |
Home · CV

Persoonlijke informatie

Jan Douwe van der Ploeg is geboren (1950) en getogen in Fryslân. In 1968 rondde hij, in Sneek, zijn middelbare school opleiding af waarna hij ging studeren in Wageningen. In 1976 behaalde hij zijn ingenieurs-diploma, met specialisaties in de Niet Westerse Agrarische Sociologie, Ontwikkelingseconomie en Methoden en Technieken van onderzoek.
CSA members harvesting carrots on Little Donkey farm.
CSA members harvesting carrots on Little Donkey farm.
Photo: Jan Douwe van der Ploeg


Tijdens zijn studie was hij onder meer een jaar lang bestuurslid van de toenmalige studentenbond (WSO/WASTRA) en actief lid van de zogeheten Boerengroep, een verband van studenten en jonge stafleden die een kritische kijk op de landbouw van toen ontwikkelden. Daarnaast verbleef hij geruime tijd in Peru, waar hij werkte voor een boerenfederatie (de FEDECAP uit Piura). In Peru makte hij kennis met het grote conflict tussen boerengemeenschappen (communidades campesinas) die een ontwikkelingsmodel voorstonden (en ook in praktijk brachten) dat in een vergroting van de agrarische werkgelegenheid resulteerde én de staat, die een landhervormingsmodel poogde op te leggen dat juist een sterke reductie van werkgelegenheid bewerkstelligde. Over de ervaringen die hij in Peru opdeed schreef hij zijn eerste boek, De Gestolen Toekomst.

Van 1976 tot 1978 werkte Jan Douwe van der Ploeg in Colombia, alwaar hij betrokken was bij het opzetten van kleine cooperaties op het platteland. In de daarna volgende periode (1978-1980) werkte hij in Guinée Bissau. Hij was daar met name betrokken bij het weder opbouwen van rurale drinkwatervoorzieningen en het herstellen van dammen in de rijstteelt. In deze jaren verrichtte hij ook meerdere korte missies naar landen als Ivoorkust, Peru en Ghana - onder meer voor de Zweedse en de Nederlandse Regering.

onderzoek dat betrekking had op de complexe en vaak tegendraadse relaties tussen landbouwbeoefening

In 1980 startte Jan Douwe van der Ploeg, samen met Eppo Bolhuis, een onderzoek dat betrekking had op de complexe en vaak tegendraadse relaties tussen landbouwbeoefening en markten. Dit onderzoek, dat mede geinspireerd was door de voorafgaande ervaringen in Peru, Colombia en Guiné Bissau, werd uitgevoerd in Italie (in de regio's Emilia Romagna en Campania) en Peru (in Antapampa bij Cuzco en in Alto Piura in het noorden van het land). Dit onderzoek werd de basis voor een gezamenlijk proefschrift, dat in Leiden (1985) werd verdedigd onder de titel Boerenarbeid en Stijlen van landbouwbeoefening. Later verscheen er een Italiaanse versie van dit boek onder de titel La Ristrutturazione del Lavoro Agricolo en een Engelstalige versie (bij Westview Press in de Verenigde Staten) getiteld Labor, Markets and Agricultural Production.

In dit proefschrift werd aangetoond dat een toenemende marktafhankelijkheid (met name aan de toevoerzijde van het bedrijf) leidt tot een omslag in het ontwikkelingspatroon van het bedrijf. Van een geleidelijk doorgaande intensivering die steunt op kwantiteit en kwaliteit van boerenarbeid naar een patroon dat scharniert rond een versnelde schaalvergroting en een (relatieve) extensivering. In de wereld van Nederlandse landbouwkundigen leidde deze studie tot veel discussie. Doorgaans wordt een stijgende marktintegratie immers gezien als 'motor' van agrarische groei en vooruitgang.


het geven van een lezing op het platteland

Na een korte periode waarin hij college gaf aan de Universiteit van Leiden, werd Jan Douwe van der Ploeg uitgenodigd door Norman Long, toen hoogleraar Ontwikkelingssociologie in Wageningen, om deel te vormen van zijn team. Dit was het begin van een vruchtbare samenwerking die onder meer resulteerde in een serie artikelen en in een nieuw, aantrekkelijk programma voor studenten. Door zijn nieuwe positie in Wageningen kon Jan Douwe van der Ploeg opnieuw, maar nu gewapend met nieuwe inzichten uit de ontwikkelingssociologie (zoals de actor oriented approach) ?n met zijn eigen ervaringen uit de Derde Wereld, de Nederlandse en Europese landbouw bestuderen.

Rurale sociologie (met name de Europese en de Amerikaanse variant) en ontwikkelings- sociologie waren tot dan toe twee gescheiden 'werelden'. De een concentreerde zich op de geïndustrialiseerde wereld, de ander op de Derde Wereld. Van der Ploeg en Long slaagden erin deze twee bronnen tot ??n geheel te smeden, waarmee een benadering ontstond die sterk vernieuwend was voor de analyse van de Europese landbouw. Arbeidsprocesanalyse, uiteenlopende betrekkingen tussen boerenbedrijf, markten en technologie, culturele repertoires en bedrijfsontwikkelingsstrategieen vormden de hoekstenen van een onderzoeksprogramma dat mede door onderzoekers als Dirk Roep, Rene de Bruin, Han Wiskerke, Rudolf van Broekhuizen en anderen, werd uitgebouwd.

Binnen deze nieuwe benadering bleek het mogelijk om systematisch aandacht te besteden aan verschijnselen die tot dan toe min of meer waren 'weggemoffeld' in onderzoek, analyse en theorievorming van en over de moderne landbouw. Daarbij gaat het om verschijnselen als de grote verscheidenheid in de landbouw, de opkomst van nieuwe ontwikkelingspatronen (en daarmee de realisatie van nieuwe bedrijfsstijlen) en de voortdurende en sterk heterogene 'omvorming' van de natuur: van velden, koeien, planten en voedsel. In de nieuwe benadering werd landbouw begrepen als een bijzondere vorm van co-productie, dat is de doorgaande, sterke heterogene interactie tussen en wederzijdse omvorming van het natuurlijke en het sociale.

In 1987 werd Jan Douwe van der Ploeg uitgenodigd door Vito Saccomandi, toen hoogleraar agrarische economie en later minister van landbouw in Italie, om als visiting professor deel te nemen aan zijn team. Met de waardevolle hulp van Bruno Benvenuti, slaagden Vito Saccomandi en Jan Douwe van der Ploeg erin om te nieuwe benadering verder in economische zin uit te bouwen. De neo-institutionele benadering bleek hierbij het essentiele instrument. Mede hierdoor kon het onderzoeksprogramma verder worden uitgebouwd en wel zo dat endogeen ontwikkelingspotentieel en techno-institutionele innovaties object van verdere studie en exploratie werden. Dit leidde tot een omvattend onderzoek in Spanje, Portugal, Italie, Nederland, Griekenland, Mexico, Kenia en Engeland.

hoogleraar Rurale Sociologie
In 1992 werd Jan Douwe van der Ploeg benoemd tot hoogleraar Rurale Sociologie aan de Landbouwuniversiteit van Wageningen. Hij werd daarmee de opvolger van de invloedrijke E.W. Hofstee, een van de grondleggers van de rurale sociologie. In zijn inaugurele rede (1993) ging Jan Douwe van der Ploeg in op de 'betekenis van verscheidenheid'.

In zijn werk als hoogleraar ging Van der Ploeg zich meer richten op de algemene verbindingen tussen de samenleving als geheel en de agrarische bevolking in het bijzonder. Dit leidde tot en nieuwe onderzoekslijn, waarvoor 'plattelandsontwikkeling' het sleutelwoord werd. Op Europees niveau werd dit concept (in het Engels geduid als rural development) voor het eerst op systematische wijze geintroduceerd tijdens de Conferentie van Cork (1997).

Met zijn onderzoeksgroep benadrukte Jan Douwe van der Ploeg dat 'plattelandsontwikkeling' niet enkel een kwestie is van politieke programma's en zich evenmin laat begrijpen als louter retoriek. Het is met name een breed verspreid geheel van onderling gerelateerde praktijken die voortkomen uit de landbouw - daarmee ontstaan een landbouw en een platteland die passen bij de hedendaagse samenleving. Dit werd onder meer aangetoond in de Atlas van het Vernieuwende Platteland (in het Engels verschenen als Renewing the Countryside).

Tegelijkertijd raakte Jan Douwe van der Ploeg in toenemende mate betrokken bij het publieke en politieke debat over landbouw en platteland. Hij was en is ook betrokken bij enkele praktijkinitiatieven die zich richten op de ontwikkeling van alternatieven voor en doorgaande schaalvergroting en industrialisatie van de landbouw. Op verzoek van de regering nam hij deel aan enkele 'commissies van wijze mannen' (waar overigens ook menigmaal een vrouw inzat) die brandende kwesties op het platteland moesten oplossen.

Op dit moment is hij lid van de Raad voor het Landelijke Gebied en bestuurslid van onder meer de Stichting Waddengroep, Streekproducten Nederland (SPN) en van de Fryske Akademy. Binnen Wageningen Universiteit fungeerde hij onder meer als voorzitter van het Mansholt Instituut.

Op dit moment is Jan Douwe van der Ploeg onder meer met de volgende onderzoekslijnen doende:

a) een systematische en comparatieve analyse van de sociaal-economische impact van plattelandsontwikkeling op Europees niveau (mede gefinancierd door de EU)

b) een onderzoek naar 'novelty-production', technologische regimes en het strategisch aansturen van niches (mede gefinancierd door NWO)

c) ondersteuning van een aantal Zuid Afrikaanse landbouwfaculteiten bij het opzetten van nieuwe onderzoekslijnen (SANPAD en ARDP)

d) analyse van nieuwe vormen van ruraliteit in Nederland en Italie (ACLI/IREF en Nederlandse gemeentes)

e) de ontwikkeling van nieuwe, meer adequate en meer efficiente sporen naar duurzaamheid in de melkveehouderij (VEL/VANLA)

f) processen van 'de-peasantization' en 're-peasantization' (in Oost Europa, Italie en Nederland)

Virtuele boer
 In november 1999 publiceerde Jan Douwe van der Ploeg De Virtuele Boer, waarin en aantal al veel eerder gestarte onderrzoekslijnen werden gecombineerd en verdiept. Een centrale stelling in De Virtuele Boer is dat de kennis die wordt ontwikkeld en geaccumuleerd in de grote 'expert-systems' steeds minder de werkelijke situatie op het platteland en in de landbouw weerspiegelt en dat deze kennis in toenemende mate een sta-in-de-weg is bij het realiseren van noodzakelijke veranderingen in de praktijk. In het boek wordt ook betoogd dat dit mede teruggaat op een ingrijpende (en uiteindelijk desastreuze) herordening van relaties tussen verleden, heden en toekomst. De Virtuele Boer leidde tot veel debat, rumoer en discussie. In 2001 verscheen een tweede druk en in februari 2003 werd de Engelse vertaling gepubliceerd.

In recente publicaties (Kleurrijk Platteland en Living Countrysides) wordt voor het eerst een systematisch overzicht gepresenteerd van de omvang en sociaal-economische impact van plattelandsontwikkkeling. Een aantal betooglijnen uit de Virtuele Boer werd daarmee onderstreept.

Jan Douwe van der Ploeg is als promotor bij 46 voltooide proefschriften betrokken geweest. Hij was hoofdredacteur van de publicatiereeks getiteld Studies van Landbouw en Samenleving en van de Engelstalige serie European Perspectives on Rural Development die door de Koninklijke Van Gorcum te Assen wordt uitgegeven.
discussing 50 years of peasant studies with Henry Bernstein, Teodor Shanin, Ben White, Harriet Friedmann and Jan Douwe van der Ploeg

27 februari 2019: update

De publicatie van de Virtuele Boer (eerste Nederlandse editie in 1999, herdruk in 2001; Engelstalige editie in 2003) wordt gevolgd, in 2008, door het verschijnen van ‘The New Peasantries’ (Earthscan/Routledge). In zekere zin is ‘The New Peasantries ’ een vervolg op de ‘ Virtuele Boer ’. Want betoogt de ‘Virtuele Boer’ in essentie dat de Nederlandse agrariërs bepaald niet beantwoorden aan het ideaalbeeld van de agrarische ondernemer - ‘The New Peasantries ’ gaat uitgebreid in op de vraag hoe ze dan wel kunnen worden begrepen: als boeren. Uiteraard vergt dat een uiteenzetting die de onderscheidende kenmerken van boeren en boerenlandbouw duidt en aangeeft welke de voornaamste verschillen zijn tussen boerenlandbouw, ondernemerslandbouw en kapitalistische landbouw (waarin de figuur van de loonarbeider centraal staat).

Het bieden van een helder en onderscheidend model van boerenlandbouw is precies datgene wat ‘The New Peasantries ’ doet. Tegelijkertijd past het dit model toe op Nederland, Italië, Peru, (en later, in de tweede editie) China en Brazilië. De longitudinale analyse (die lange termijn ontwikkelingen in ogenschouw neemt) is daarbij een voorname methode. Een van de inzichten die zo worden verkregen is dat er zich naast processen van de-peasantization (die resulteren in het verdwijnen van boerenbedrijven) ook steeds processen van re-peasantization voordoen (dat zijn processen die resulteren in het creëren van nieuwe boerenbedrijven). Zulke processen (die steeds weer andere vormen aannemen) kunnen worden onderkend zowel in Europa als ook in landen als China, Peru en Brazilië.

The New Peasantries ’ is vertaald in het Spaans (en uitgegeven bij Icaria in Barcelona),
Portugees (uitgegeven bij UFGRS in Porto Alegre, Brazilië, alwaar het drie keer is herdrukt),
Italiaans (Donzelli, 2de herdruk),
Frans (Charles Leopold Mayer/Confederation Paysanne),
Chinees (Social Sciences Academic Press (China), 3 maal herdrukt) en
in het Koreaans (Newspaper for Korean Agricultural Policies en Korean Peasants League).

pesantries secund edition pesantries pesantries pesantries pesantries pesantries pesantries
In 2018 is een geheel herziene ‘second edition’ uitgegeven (opnieuw bij Earthscan/Routledge). Leiddraad bij deze herziening waren ervaringen opgedaan met de eerste editie tijdens internationaal onderwijs en ook de nieuwe ervaringen van boerenbewegingen op diverse plaatsen in de wereld.

Het thema van een boerenlandbouw, die zich op beslissende en positieve wijze onderscheidt van andere vormen van landbouwbeoefening is verder uitgewerkt in ‘Peasant and the Art of Farming: a Chayanovian manifesto ’ (Fernwood, 2013) en in ‘China’s peasant agriculture and rural society: changing paradigms of farming’ (Earthscan/Routledge, 2016; tweede druk 2018).

Fragrance Hill, Beijing. Van links naar rechts: Jun Borras, Henry Bernstein, Norman Long, Jan Douwe van der Ploeg en Ye Jingzhong

Het eerstgenoemde boek gaat in op het werk van de Russische landbouwwetenschapper A.V. Chayanov en toont aan dat het gedachtengoed van Chayanov en het door hem ontwikkelde instrumentarium nog steeds bijzonder actueel en relevant zijn. Het werd vertaald en uitgegeven in het Spaans, Italiaans, Portugees, Russisch, Chinees en Koreaans .

Het tweede boek, dat Jan Douwe van der Ploeg samen met zijn Chinese vriend en collega Ye Jingzhong schreef, gaat in op het bijzondere karakter en de enorme dynamiek van de Chinese boerenlandbouw. Aangegeven wordt dat in deze landbouw een paradigma besloten ligt dat sterk verschilt van het Westerse landbouwparadigma. Daarnaast schreef Jan Douwe van der Ploeg in de afgelopen jaren een aantal Engelstalige artikelen over ‘ peasant agriculture’ en ‘ agroecology’, onder meer in het Journal of Peasant Studies en in Journal of Rural Studies. Verder was hij actief bij de FAO, La Via Campesina, het Europese Parlement en, in Nederland, bij gebiedscoöperatie Noordelijke Friese Wouden (NFW) en Netwerk Grondig.



Afscheidsrede
Jan Douwe van der Ploeg nam op 26 januari 2017 afscheid van Wageningen Universiteit. Zijn afscheidsrede is getiteld: ‘Het belang van boerenlandbouw: een verwaarloosde waarheid ’ (een titel die in zekere zin al zijn werk samenvat). Op dit moment werkt hij nog (sinds 2008) als Adjunct Professor bij het College of Humanities and Development Studies (COHD) van China Agricultural University (CAU) in Beijing. Hij is bestuurslid van Agroecology Europe en lid van de adviesraad van de NFW.

Download PDF in English: The importance of peasant agriculture: a neglected truth


NIEUW

Jan Douwe van der Ploeg
Formerly Professor and Chair of Rural Sociology and Emeritus professor of Transition Studies at Wageningen University (WUR), the Netherlands and Adjunct Professor of Rural Sociology at the College of Humanities and Development Studies (COHD) of China Agricultural University (CAU) in Beijing, China.
e-mail: klik hier