| home | NEDERLANDS | english | espaňol | português | italiano | |
Home · PUBLICATIES · artikelen

DE WERELD VOEDSEL SITUATIE

De wereldvoedselsituatie

2008

Jan Douwe van der Ploeg

Aan het begin van 2008 wordt de wereld opgeschrikt door ongekende prijsstijgingen voor landbouw en voedselproducten. De gevolgen variëren van voedselrellen en een forse stijging van het aantal mensen met chronische honger (van 850 naar 1000 miljoen) tot een kettingreactie van protectionistische ingrepen. Ook wordt er volop gegist naar de toedracht van dit onverwachte verschijnsel. Aanvankelijk wordt vooral verwezen naar de doorgaande demografische groei, de welvaartsstijging in China en India, waardoor met name de vleesconsumptie stijgt, en de expansie van de teelt van energiegewassen. Geheel overtuigend zijn deze ad hoc verklaringen niet. Weliswaar gaat het om onmiskenbare trends die beslist niet irrelevant zijn. Maar noch afzonderlijk, noch gezamenlijk verklaren ze de abrupte prijsstijgingen. Immers, de teelt van bio-energie legt hooguit beslag op 2% van het totale landbouwareaal van de wereld. De culinaire gewoontes in China en India sluiten een geleidelijke stijging van de vleesconsumptie niet uit, maar maken een abrupte stijging ervan niet erg aannemelijk. En de demografische groei deed zich ook in de voorgaande decennia al voor (net als het periodieke verschijnsel van oogsten die op bepaalde plaatsen tegenvallen).

Liberalisering
Wat aanvankelijk minder scherp werd onderkend is dat we opeens werden geconfronteerd met de consequenties van een aantal nieuwe trends en verhoudingen die nauw samenhangen met de veranderende aard van de markten. Om te beginnen heeft de liberalisering van de wereldhandel in landbouw- en voedselproducten met zich meegebracht dat vrijwel overal de strategische voedselvoorraden zijn afgebouwd. In het begin van 2008 kon, met de toen aanwezige graanvoorraden, hooguit een wereldconsumptie van 20 dagen worden gedekt. Door velen wordt dat beschouwd als een onverantwoord risico. De FAO (de wereldvoedselorganisatie) heeft er meermalen voor gewaarschuwd. Bij het ontbreken van voorraden kan een kleine tegenvaller al tot grote prijsstijgingen leiden. Aan de andere kant geldt, binnen het nu vigerende neo-liberale model, dat het opbouwen en aanhouden van zulke strategische voorraden (die een dempende werking op prijsschommelingen bewerkstelligen) wordt gezien als onjuist en illegitiem. Het zou een verstoring van de markt inhouden. Daarnaast is er onmiskenbaar sprake geweest van speculatie. Omdat de landbouw- en voedselmarkten open markten werden en omdat belegging in aandelen toen al minder aantrekkelijk begon te worden, was er sprake van een kapitaalsvlucht in de richting van de grote ‘commodities’ (mede via de markt voor futures). En tenslotte begon het inzicht door te breken dat het hanteren van de wereldmarkt als ordenend principe voor de productie, verwerking, distributie en consumptie van voedsel wellicht minder verstandig is. In materieel opzicht betreft de wereldmarkt slechts 15% van de totale wereldvoedselproductie. De rest, 85%, passeert geen enkele grens. Het wordt geconsumeerd in het land waar het wordt geproduceerd – sterker nog: het overgrote deel wordt gegeten binnen een straal van 15 kilometer gerekend vanuit het punt van productie. In feite is de mondiale voedselproductie een bont geheel; het is gebaseerd op sterk uiteenlopende eco-systemen, ingepast in variërende culinaire gewoontes en afhankelijk van contrasterende handelspatronen. Als op dit sterk heterogene geheel één richtinggevend stelsel van prijzen en prijsverhoudingen wordt toegepast, dan moeten er welhaast fricties ontstaan. Thans nemen veel deskundigen dan ook aan dat de huidige, geliberaliseerde wereldmarkt voor voedsel niet zozeer tendeert naar een (aanvaardbaar) evenwicht, maar veeleer leidt tot extremen.

Kentering
Na de aanvankelijke hausse in prijsvorming, volgde in de loop van hetzelfde jaar een kentering die vervolgens leidde tot een doorgaande verslechtering van de landbouwprijzen – zozeer zelfs dat sommigen spreken van een wereldwijde landbouwcrisis. Aan het einde van 2008 waren de prijzen voor zuivelproducten bijvoorbeeld zo laag dat Amerikaanse boeren er massaal toe overgingen een deel van hun koeien te slachten. Bij de prijzen van dat moment ‘loonde’ de productie niet meer. En ook in Europa bleek het wettelijk toegestane melkquotum niet meer geheel ‘vol’ te worden gemolken.

Ondertussen werd er, mede door deze turbulente situatie, nagedacht over de lange termijn perspectieven. Uitgaande van de technische mogelijkheden die we op dit moment al binnen bereik hebben, is het mogelijk om ook in het jaar 2050 (als de wereldbevolking vermoedelijk haar hoogste punt behaald) voldoende te produceren. Als de marginalisatie van grote groepen van boeren (vooral in ontwikkelingslanden) en van omvangrijke gebieden (ook in Europa en Amerika) ongedaan zou worden gemaakt, dan zou er zelfs een overvloed kunnen worden voortgebracht. Het zijn echter niet zozeer de landbouwkundige mogelijkheden die beperkend zijn voor de wereldvoedselsituatie op langere termijn. Wat vermoedelijk beslissend wordt (óók getuige de ervaringen in 2009 toen de prijzen-af-boerderij naar een dramatisch dieptepunt tendeerden) is de wisselwerking tussen drie complexe processen die allen van zowel politieke als economische aard zijn.

Voedselimperia
Het eerste proces betreft de verdere ontplooiing van voedselimperia. Deze term wordt in toenemende mate gebruikt om te verwijzen naar nieuwe, monopoloïde netwerken die in toenemende mate de productie, verwerking, distributie en consumptie van voedsel beheersen. Het zijn netwerken die met name zijn ontstaan tijdens, en door middel van, de golf van overnames die zich voordeed nadat de landbouw- en voedselmarkten werden geliberaliseerd. De schier onbeperkte beschikbaarheid van kapitaal faciliteerde de vorming van wereldwijde conglomeraten in sterke mate, terwijl nieuwe informatie- en communicatie technologieën (ICT) de controle over de mondiale operaties sterk vergemakkelijkte. Het opereren van voedselimperia brengt met zich mee dat er een forse en systematische kloof ontstaat tussen de prijs die boeren ontvangen en de prijs die consumenten moeten betalen. Dit geldt ook voor producten die niet of nauwelijks worden be- en verwerkt. Met deze kloof wordt, als het ware, een tweeledig crisiseffect geïntroduceerd: voor sommige, somtijds zelfs voor veel boeren is de prijs zo laag dat produceren nauwelijks nog de moeite loont (en dat er voor uitbreiding van de productie geen of nauwelijks middelen beschikbaar zijn), terwijl voor sommige, in ontwikkelingslanden zelfs voor veel mensen, het voedsel te duur is. Daarnaast impliceert het opereren van de nieuwe netwerken veelal dat arme productiegebieden worden verbonden met rijke consumptiecentra. Zo stromen asperges uit Peru, boontjes uit Kenia, kippenbouten uit Thailand, rundvlees uit Argentinië, varkensvlees uit Brazilië, kerstkonijnen uit China, bestanddelen voor melk uit de Oekraïne en bloemen uit Colombia naar de Europese markten. Er worden steeds groter afstanden in tijd en ruimte overbrugd. Echte ontwikkelingsimpulsen gaan er evenwel niet uit van deze nieuwe ruimtelijke arbeidsdeling in de wereldvoedselproductie. Ook de effecten in termen van duurzaamheid en voedselkwaliteit worden betwijfeld. Boeiend genoeg vertegenwoordigen voedselimperia een combinatie van kracht én fragiliteit. Vanwege de doorgaande expansie waarop ze zijn gebaseerd, zijn voedselimperia gestoeld op veel vreemd vermogen. Dit noopt tot het opvoeren van de cash flow (onder meer door het opvoeren van het verschil tussen producenten- en consumentenprijzen), het leidt tegelijkertijd naar een niet te miskennen kwetsbaarheid. Het failliet van Parmalat (dat een schuld achterliet van meer dan 14 miljard Euro) en het bijna failliet van Ahold zijn in dat verband indicatief. In en door de huidige financiële crisis zal dit aspect van kwetsbaarheid waarschijnlijk op veel meer momenten en plaatsen de boventoon gaan voeren.

Boerenlandbouw
Een tweede proces betreft de ondergang en gelijktijdige wederopkomst van de boerenlandbouw. Met deze term wordt verweven naar die vormen van landbouw die in sterke mate zijn gebaseerd op eigen hulpmiddelen (grond, arbeid, werkkapitaal, dieren, zaad, voer, water, kennis, netwerken voor de afzet van producten, etc.). Ze zijn niet, of in ieder geval in mindere mate, afhankelijk van uiteenlopende markten om te kunnen produceren. Ze zijn, in dit opzicht, zelfstandig. De boerenlandbouw is door de eeuwen heen de basis van voedselzekerheid en –veiligheid geweest. Thans staat ze evenwel sterk onder druk. Tegelijkertijd is er sprake van een wederopkomst. In Brazilië hebben landlozen uit de stedelijke krottenwijken gedurende de laatste 15 jaar bijna 1 miljoen nieuwe boerenbedrijven gevormd. De katholieke kerk heeft daar in sterke mate bij geholpen. In Europa is er een tendens tot versterking van boerenlandbouw door het proces van verbreding van de plattelandseconomie. Vaak geheel nieuwe, extra takken als agro-toerisme, zorglandbouw, het beheer van landschap en natuur en de productie en vermarkting van streekproducten versterken het boerenbedrijf en vormen zo een extra basis onder landbouw- en voedselproductie. Wat de uiteindelijk relatie zal zijn tussen ondergang en wederopkomst, tussen verzwakking en versterking, valt moeilijk te zeggen. Wel is duidelijk dat die relatie grote consequenties zal hebben voor de wereldvoedsel situatie. Net zoals dat geldt voor de verhouding tussen de kracht én de fragiliteit van voedselimperia.

Ondernemerslandbouw
Tenslotte het derde proces. Dat wortelt in de ondernemerslandbouw. Met dat begrip wordt verwezen naar een vorm van landbouwbeoefening die, anders dan de boerenlandbouw, sterk geïntegreerd is in en daarmee afhankelijk is van de markten voor de voornaamste productiefactoren en inputs. Kapitaal, arbeid, grond, maar veelal ook koeien, voer, zaadgoed, meststoffen moeten op de uiteenlopende markten worden aangekocht om vervolgens op rendabele, i.e. winstgevende wijze tot productie worden gebracht. Zijn de opbrengstprijzen te laag dan wordt de productie gedeactiveerd: verlaagd of zelfs geheel beëindigd (hetgeen men niet of veel minder ziet in de boerenlandbouw). Ook hier geldt weer dat het proces niet onomkeerbaar is: het is in beginsel tweeledig. Deactivatie kan worden gekeerd door landbouwpolitieke ingrepen en bescherming. Agrarische ondernemers vragen daar op dit moment ook om. Maar juist in het huidige tijdsgewricht (een algemene economische crisis én een dominantie van het neo-liberale model) ligt zulk een landbouwpolitieke ondersteuning niet zonder meer voor de hand.

Toekomstperspectief en handelingsmogelijkheden
De wereldvoedselsituatie vormt op dit moment een complexe arena waarin zich meerdere processen voltrekken. Imperia, boerenlandbouw, ondernemerslandbouw, landbouwpolitiek en geliberaliseerde markten interacteren op meerdere niveaus met elkaar. De uitslag van deze meerledige confrontatie is volstrekt onduidelijk. Wel is zeker dat deze uitkomst grote gevolgen zal hebben voor de wereldvoedselsituatie.
Met het oog op dit alles is het van belang om de navolgende punten centraal te stellen op de beleidsagenda’s:

- Er dient een grote nadruk te worden gelegd op voedselsoevereiniteit, niet alleen in Nederland, maar via, multilaterale fora en organen, ook voor en in landbouwstelsels elders.
- De boerenlandbouw moet zoveel mogelijk worden verdedigd en versterkt – wereldwijd maar ook in Europa. - Het is van belang om de opbouw van regionale en institutioneel ingebedde markten (met korte verbindingslijnen tussen producenten en consumenten en met hogere prijzen af-boerderij) zoveel mogelijk te ondersteunen en te versterken. In dit verband verdient het initiëren van MKB voor de voedselverwerking en –distributie strategische ondersteuning.
- Het wederom opbouwen van strategische voedselvoorraden moet worden toegejuicht en politiek ondersteund.

NIEUW

Jan Douwe van der Ploeg
Formerly Professor and Chair of Rural Sociology and Emeritus professor of Transition Studies at Wageningen University (WUR), the Netherlands and Adjunct Professor of Rural Sociology at the College of Humanities and Development Studies (COHD) of China Agricultural University (CAU) in Beijing, China.
e-mail: klik hier